De tijdschriften
E. A. JACOBS, Jean PLASSCHAERT
Dit artikel bestaat uit twee delen.
Het eerste deel is gebaseerd op een artikel vele tientallen jaren geleden geschreven door Dhr E.A. JACOBS, toenmalig Adjunct Conservator van het Koninklijk Museum voor het Leger en de Krijgsgeschiedenis, en verschaft toelichtingen m.b.t. de tijdschriften gepubliceerd door de verenigingen van reserveofficieren vóór de Eerste Wereldoorlog.
Het tweede deel maakt een inventaris van de tijdschriften verschenen na de Oorlog 1914-1918. We hebben hiervoor de archieven van KNVRO geraadpleegd. Ze bevatten, dankzij de milde schenking van Ere Cdt Freddy LEPEER, al deze publicaties.
Meer dan honderd jaar geleden verscheen het eerste bulletin van de Reserveofficieren. Dit blad kreeg de bombastische naam “Bulletin Officiel du Cercle des Officiers de Réserve de Belgique”. Het verschen op 1 oktober 1901. De ambitie van het blad was gering maar het was gesteld met veel smaak en tactgevoel door de eerste Kring van Reserveofficieren van België. Deze vereniging, die pas twee jaar bestond, bracht het nodige enthousiasme op om de geest die de Kring bezielde, zijn problemen en zijn zorgen openlijk bekend te maken.
Het blaadje vertolkte overigens een dringende noodzaak. Het bevorderde de verbinding tussen de RO’s. Deze hingen op militair zowel als op administratief vlak onmiddellijk van hun korpsoverste af en hadden geen enkel contact met hun confraters uit de andere wapenkorpsen. De Kring zelf was te Brussel gevestigd en telde weinig ingeschreven leden uit de provincie. Langs deze nieuwe publicatie hoopte de Kring al zijn kameraden der reserve op de hoogte te brengen van zijn intenties en ze te overtuigen van het voordeel ener vereniging onder hetzelfde vaandel, dank zij een hechte en broederlijke unie.
Wanneer we samen het “Bulletin Officiel du Cercle des Officiers de Réserve de Belgique” doornemen, stoten we op bijdragen die de hoop en de vele teleurstellingen van de RO vertolken. Het eerste nummer al brengt een project voor reorganisatie van het kader der RO’s van het Belgisch leger: de leden van de Kring zetten er hun zienswijze uiteen betreffende de aard van de rekrutering, van de bevordering, van de instructie en van de sociale stellingen, zij vragen enkele voordelen in ruil voor hun plichten en hun toewijding.
Het tweede nummer verschijnt in december 1901. De bedoeling is het om de twee maand de wereld in te sturen. Alweer spreekt uit dit nummer de bezorgdheid over de reorganisatie van het reservekader waarbij menig uittreksels uit de kranten de eisen komen staven. Het hoofdartikel van het derde nummer is gewijd aan het uniform van de RO. Deze droegen inderdaad een onderscheidingsteken waardoor men ze van de beroepsofficieren kon onderscheiden. Het bulletin betwist de wenselijkheid van dit teken. “Wat zal de soldaat van deze overste denken die hem meer burger dan militair lijkt?”, “Zal hij hem zijn vertrouwen schenken?”, “Zal hij dezelfde eerbied, dezelfde gehoorzaamheid afdwingen die zijn collega uit het beroepsleger zonder meer geniet?”
Andere kronieken houden zich bezig met de sociale stelling van de RO’s. Militaire kranten zoals “La Belgique militaire” en “L’Écho de l’Armée” maakten gewag van betrekkingen of functies die bepaalde RO’s uitoefenden doch hun goede naam schaadden of strijdig waren met hun officierstitel. Zonder dit feit te willen ontkennen, nodigt het bulletin de betroffen RO’s uit zich bij de Kring te laten inschrijven, die herhaaldelijk zijn leden voordelige maatschappelijke plaatsen aan de hand heeft gedaan.
Enkele maanden later bekommert men zich om het lot der RO’s in Kongo. Ook daar was inderdaad een moreel en geldelijk nadeel uit de weg te ruimen. De reserveonderluitenant van het Belgisch leger, aangenomen door de Onafhankelijke Staat in zijn hoedanigheid als onderluitenant van de Weermacht staat merkelijk lager dan de onderluitenanten van de Weermacht die van vreemde oorsprong zijn, onder andere de Denen.
In talrijke verdere nummers van het bulletin vinden we tenslotte betekenisvolle titels zoals : “Bestaan zij wettelijk?”, “Wettelijke erkenning van de Reserveofficieren”, “Onwettelijke Reserveofficieren”, “Ook zij vragen een levensmogelijkheid”.
Van oktober 1903 tot juli 1909 wordt de publicatie van het bulletin om financiële redenen en bij gebrek aan voldoende leden geschorst. Op 15 augustus 1909 echter verschijnt het opnieuw en ditmaal als maandelijks tijdschrift onder de titel “Bulletin des Officiers de Réserve de Belgique”. De nieuwe redactie gaat met veel elan het werk van haar voorgangers hervatten, doch zal het slechts een jaar uithouden. Het zelfvertrouwen is groter geworden. De tijd van de onvruchtbare discussies over wettelijkheid is voorbij. In 1908 worden voor de eerste maal sinds hun bestaan bepaalde RO’s die in hun regimenten opgeroepen zijn, voor de troep gesteld; hun duurbaarste wens wordt aldus vervuld; het reservekader treedt in een actieve fase aan en maakt werkelijk deel uit van het leger. Van die tijd af zal de RO elk jaar effectief deelnemen aan het militaire leven. aan de kampen en de manœuvres.
Wij worden nu ineens geconfronteerd met studies betreffende de manœuvres, met praktische raadgevingen met het oog op de komende manœuvres en met zeer volledige artikels handelend over militaire instructie, zoals “Kaartlezen”, “De Ruiterij”, “De Luchtballon”, enz ... Anderzijds ook artikels met betrekking tot “De Reserveoffïcier en de openbare ambten”, “De aanwerving van reserveofficieren”, enz.
Begin 1910 wordt benevens de “Kring van Reserveofficieren van België” een “Vriendenkring van Reserveofficieren van België” opgericht, die in juli 1913 een nieuw bulletin “L’Officier de Réserve” in het leven roept. Deze laatste publicatie verschijnt voor het laatst in augustus 1914, geschorst door de oorlogsomstandigheden.
De lectuur van dit tijdschrift leert ons dat de redactie zich bewust is van het principe dat de waarde van de door het reservekader aan het leger bewezen diensten in nauw verband staat met de graad van voorlichting op militair vlak van zijn officieren. Daarom werkt zij, in zover haar middelen het toelaten, actief mede aan de vervolmaking van deze instructie. Dit orgaan publiceert alle vooruitgang der militaire wetenschappen, vooral deze die de RO’s het meest interesseren, beveelt werken aan waarvan de lectuur nuttig kan zijn, bestudeert de voor- en nadelen der verschillende aanwervingwijzen van dit kader en spant zich in deze maatregelen te belichten die op afdoende wijze de gerechtvaardigde eisen of wensen van de RO’s tegemoetkomen. Het vermeldt de diverse interpretaties, ook de contradictorische waartoe bepaalde reglementaire schikkingen aanleiding geven en draagt op deze wijze bij tot een meer regelmatige toepassing. Elk nummer bevat tenslotte een overzicht van de activiteiten van de Vriendenkring. De abonnementsprijs bedroeg 1,50 fr. per jaar.
Laten we het nu hebben over de tijdschriften verschenen nà de Eerste Wereldoorlog. We bekijken eerst deze uitgegeven door het Ministerie van Landsverdediging.
We hebben in onze archieven een tijdschrift gevonden die de naam draagt « Bulletin d’information des Officiers de Réserve”. Het wordt vier maal per jaar uitgegeven door het Ministerie van Landsverdediging / Generale Staf van het Leger. Het heeft een formaat van 22 x 14,5 cm, en bevat ong. 100 blz.. We vonden twee verschillende kaften. Op de tweede bladzijde van de kaft vinden we volgende toelichting (vertaling):
Het Inlichtingsbulletin van de Reserveofficieren wordt via de korpsoversten naar de reserveofficieren gestuurd alsook naar de aanvaarde kandidaten onderluitenanten, die, op het einde van hun actieve dienst, gunstig voorgesteld werden tot de graad van onderluitenant.
De eerste nummers waarover we beschikken dragen het jaartal 1925, en het laatste is dat van het 3de trimester 1939. Dat bulletin bevat reglementen en onderrichtingen, wetteksten, verslagen van voordrachten, teksten m.b.t. de organisatie van het leger en het statuut van de RO.
Na de Tweede Wereldoorlog, vinden we opnieuw een tijdschrift gedateerd 1 oktober 1951 (en dat het “nr 3” draagt), met dezelfde titel, en nog steeds uitgegeven door het Ministerie van Landsverdediging. Het heeft een formaat van ong. 27 x 20 cm en bevat ca. 40 blz.. Vanaf het volgende nummer draagt de kaft de naam “IBRO”. Het tijdschrift verscheen ook in het Frans (“BIOR”). Het laatste nummer van onze collectie is nr 31/32 van Okt 59-Jan 60.
En nu de tijdschriften uitgegeven door (K)N(A)VRO
In mei 1936 verschijnt het eerste nummer van het tijdschrift "L’Officier de Réserve – Organe officiel de l’Union Nationale des Officiers de Réserve de Belgique ». Het heeft een formaat van 28 x 21 cm, telt ong.. 30 blz., en verschijnt maandelijks.
We vinden er volgende voorstelling (vertaling):
“De Reserveofficier” zal zijn wat jullie ervan maken. Dit tijdschrift zal nooit een bijlage noch een kopij zijn van het “Informatiebulletin van de Reserveofficieren” of van het “Belgische Bulletin van de Krijgswetenschap”. Het zal uw journaal zijn, waarin je zult kunnen lezen – tenminste we zullen trachten om dat resultaat te bereiken – artikels die het grootste aantal en ieder onder jullie interesseert. Onze voorzitter heeft gezegd – en we kunnen het gerust, zonder valse schaamte, hier herhalen – NAVRO vormt de elite van het Land, en dit is te danken aan het principe volgens hetwelk de aanwerving van reservekaders gebeurt. (…) Wat we zoeken, is jullie vorming te vervolledigen, en we willen dat dit bulletin door allen gelezen wordt.
Deze tijdschriften bevatten tal van teksten die het hebben over de activiteiten van NAVRO, over het leger in het algemeen, over de activiteiten van de kringen, de benoemingen en bevorderingen. We vinden er ook tal van publiciteiten.
De laatste aflevering draagt de datum van december 1937.
Het 1ste nummer van 1938 (januari) behoudt dezelfde titel, hetzelfde formaat, maar heeft een andere kaft en is tweetalig. Het laatste nummer ervan verschijnt in november/december 1938.
Na de Tweede Wereldoorlog verschijnt het tijdschrift “L’Officier de Réserve – De Reserveofficier”. Op de kaft van het nr 1 staat vermeld “Maandelijks Bulletin – 20ste jaargang – Oktober 1953”.
Zijn afmetingen zijn 26,5 x 21 cm, en ze telt van 20 tot 30 blz.. De kaft blijft dezelfde tot in juli 1962, maar heeft bij iedere aflevering een andere kleur. We kunnen niet zeggen dat de periodiciteit vast is! Inderdaad, het verschijnt nu eens maandelijks, dan eens om de drie maanden, maar ook soms op niet precies tijdstip … Een probleem dat we ook nog later zullen tegenkomen!
In de inleiding van het 1ste nummer kan men lezen :
Dit tijdschrift, dat het uwe is, zal U een klare een eenvoudige documentatie brengen over alle onderwerpen die uw activiteit als Reserveofficier interesseren, het zal uw vragen beantwoorden, het zal met onbaatzuchtigheid, eerlijkheid en mate trachten het standpunt der Reserveofficieren uit te drukken in alle vragen die hun vorming, hun perfectionering en hun statuut betreffen..
Ze krijgt een nieuwe kaft en lay out in december 1962. Het laatste nummer in ons bezit draagt de datum van maart 1964.
Nadien vinden we een ander tijdschrift, zelfde lay out, zelfde formaat, maar waarop te lezen staat “1ste jaar – maart 1967”. Ze bestaat in twee versies: één in het Frans, één in het Nederlands. De laatste aflevering is die van Nov-Dec 1968-Jan-Feb 1969.
De publicatie van een tijdschrift schijnt, medio jaren 1960, eerder onzeker geweest te zijn!
In de loop van de jaren 1970 verschijnen verschillende tijdschriften, gewoonlijk in formaat A4, maar met “gestencilde” pagina’s. De data en de nummering zijn min of meer duidelijk.
Nadien vinden we een klein tijdschriftje (formaat 20 x 17,5 cm, ong. 44 blz), dat de naam “Resinfo” draagt en het nr 1, van Nov-Dec 1969-Jan-Feb 1970. Het verschijnt ook in twee versies (Frans en Nederlands). Het laatste nr is het 4/5 van Oct-Nov-Dec 1970-Jan-Feb-Mar 1971.
In maart 1974 verschijnt het nr 1 van een nieuwe “Resinfo”. Tot nr 8 (januari 1975) gaat het nog steeds over een “gestencild” bulletin. Het nr 9 (Apr-Mei-Jun 1975) is gedrukt en heeft een kaft, die bij iedere aflevering een andere kleur heeft. Nog steeds formaat A4, en, ong. 20 blz.. Deze vorm zal slechts driemaal gebruikt worden (tot nr 11 van Oct-Nov-Dec 1975).
En dan breekt een nieuw tijdperk aan!
Inderdaad, vanaf begin 1976 verschijnt het eerste nummer van de “ARES”.
In de inleiding wordt de keuze van de naam “Ares” uitgelegd:
Bij het dopen van ons nationaal blad “Ares” zullen wij even rondblikken naar de synonieme tijdschriften die op heden verschijnen.
“Mars” is het maandelijks bulletin van het Syndikaat der Belgische Officieren, “Mars & Mercurius” het maandblad van de Koninklijk Kring M & M, “Pallas” – de godin van het krijgsbeleid – de uitgave van de Vereniging van Officieren in Aktieve Dienst.
Allen zijn gericht op hetzelfde doelpunt en daarom wordt ook ons blad “Ares” gedoopt!
Ares was de zoon van Zeus en Hera. Zijn vader verklaarde dat die zijn oorlogsgeest erfde van zijn moeder. Hij voelde zich steeds thuis in twisten en gevechten. Hij had geen bepaalde streek in Hellas waar hij verbleef. Waar er oorlog ontstond bevond hij zich en voerde luidschreeuwend de aanval uit. De soldaten rond hem verwachtten uiterst krachtige tussenkomst van hun god. De lans van Hektor en het zwaard van Achilleus konden moordend optreden, maar het zijn alleen de wapens in de handen van Ares die de overwinning verwezenlijken. Met zijn hulp worden de gevechtswagens en de hindernissen vernield. De god Pan helpt mede door het zaaien van paniek, ontwricht de bataljons, en vernietigt de vijandelijke wilskracht.
Ares kent steeds de overwinning als een vijand hem aanvalt …
Dat onze legers niet schrikken: we zijn niet oorlogszuchtig, en, daar we geen vijanden hebben, zijn onze acties veel vredelievender zijn.
Het tijdschrift is ong. 22 x 15 cm, en telt ong. 32 blz.. Het verschijnt om de drie maanden.
De uitgever ervan is Cdt (R) Freddy LEPEER. Hij verzekert deze functie tot in 1987.
Het formaat blijft hetzelfde tot nr 30 van het 4de trimester 1980.
Nadien verandert het van formaat : het wordt een A4, die ong. 24 blz telt. De kaft blijft ongewijzigd: een groene achtergrond met een zwart-wit foto.
Er was een speciale aflevering: het nr 58 van 4de trim. 1987 werd inderdaad gedrukt op 27.000 exemplaren, en gestuurd naar alle RO’s.
We stellen vast dat, vanaf het eerste trimester 1992 (nr 75) de periodiciteit opnieuw eerder onregelmatig schijnt te zijn.
Op de kaft van het nr 83 (2de trim. 1994) verschijnt voor het eerst een kleurenfoto, en vanaf het nr 84 (3-4 trim. 1994) verandert ook de lay out. Het formaat blijft ongewijzigd, maar de kaft verandert.
En vanaf de 1ste trimester 2000 (nr 102), duiken er opnieuw problemen op qua periodiciteit. De klassieke tijdschriften wisselen af met dunnere afleveringen, met een vereenvoudigde kaft.
En uiteindelijk krijgt het tijdschrift bij het verschijnen van nr 111 (3de trim. 2003) zijn actuele vorm. En, wonder boven wonder, het verschijnt sedertdien zonder onderbreking stipt om de drie maanden. De realisatie wordt sedert deze aflevering nauwlettend verzekerd door onze administratief secretaris, Adjt Patrick THERSSEN, die alles in het werk stelt opdat de lay-out en de kwaliteit van de foto's perfect zouden zijn.
Sedert deze aflevering verschilt het aantal bladzijden van 20 tot 56 blz., met een gemiddelde van 40. Een uitzondering : het nr 123 (3de trimester 2006), uitgegeven ter gelegenheid van onze 70ste verjaardag, en dat 72 blz. telde.